Paaseiland en meer ........

Paaseiland! 

 

Het was een lange tocht. 

Na twee dagen waarop het volop sneeuwde, vertrokken Peter en ik op dinsdag om kwart voor vier van huis. Op Schiphol vormden de gestrande reizigers een lange file, gelukkig konden wij gewoon inchecken. Via een tussenstop in Buenos Aires en een overnachting in Santiago de Chili vliegen we naar Paaseiland.

Tegen twaalven, op donderdag, zien we vanuit de lucht tussen voorbij stuivende wolken Paaseiland, Para Nui, liggen. Wat later stappen we via de trap het vliegtuig uit. We kijken uit over de oceaan die zich als een weidse cirkel voor ons uitstrekt.

De chauffeur verwelkomt ons met bloemenkransen, alsof we in een film stappen. En het is heerlijk weer!

 

Het hotel is heel grappig. De kamers zijn kleine huisjes met een slaapkamer met schuifpui en een douche, die in een prachtige tuin liggen en in de verte zie je de Stille Oceaan.

Er is wifi, maar die leidt haar eigen leven, en bij het gebruik moeten we elkaar in ieder geval aflossen.

De wind waait voortdurend, de luchten wisselen snel. Het dringt nog niet echt tot me door dat we er zijn. Ik voel me tevreden en moe.

 

Het lukt aardig om in het nieuwe tijdritme over te stappen. Het is hier zes uur vroeger!

Na een lange nacht zijn we een beetje bij gekomen van de vele uren vliegen.

We hebben een dagexcursie geboekt. Keurig op tijd worden we opgehaald. De tocht voert ons door het nationaal park. Eigenlijk is buiten het stadje Hanga Roa, het hele eiland een nationaal park.

Zo gauw we buiten de stad zijn, stopt de boomgroei en rijd je door een golvend groen landschap.

Er lopen hengsten, merries en veulens, rustig vrij te grazen, ze komen zelfs in het stadje. 

Ook de koeien, die samen met de stieren en kalveren aan de kant van de weg staan te snaaien van de struiken, zijn vrij, evenals de talrijke kippen die overal rondscharrelen met een haan in de buurt en kuikens in alle maten. De dieren leven zelfstandig en lijken veel beter ontwikkeld dan de dieren in Nederland. Wat denk je van een jonge kip die met haar poot een kruimel oppakt en rustig naar haar snavel brengt  (oog - hand coördinatie).

Het valt me op dat alle bestuurders van auto’s de dieren respecteren en voorrang geven. Het verkeer is rustig, men houdt echt rekening met elkaar, al komt er wel eens een jongere met een squad of motor de helling afgescheurd.

 [[{"type":"media","view_mode":"media_large","fid":"65","attributes":{"alt":"","class":"media-image","height":"359","typeof":"foaf:Image","width":"480"}}]]

Na een tijdje stopt de bus en zien we de eerste Moai.

De Moai zijn beelden uitgehouwen uit de rotswand van een oude vulkaan. Daarna werden ze getransporteerd naar grote plateaus aan de kust.

 

De eerste bewoners kwamen aan land rond 800. Tussen 1200 en 1600 heerste er een duidelijke taakverdeling. Er waren koningen, de stamhoofden, die bedachten dat er moa’s gemaakt moesten worden. Zij betaalden de werkers in de vorm van voedsel. 

De werkers waren gespecialiseerd. 

De een hakte de vorm uit de bergwand, de ander dook naar koraal dat minstens tien meter diep gelegen was, voor het wit van de ogen. Weer anderen hakten oxidiaan uit voor het zwart. Dit materiaal werd ook gebruikt voor wapens en gereedschap omdat het zo hard was.

Er was  lavasteen nodig voor  de rode hoeden. Dan had je nog de transporteurs die de loodzware beelden naar de verschillende plaatsen op het eiland brachten. Men gaat ervan uit dat de beelden “ wandelend” verplaatst werden, de hoeden werden gerold. De landbouwers zorgden voor voedsel. Het was een strak georganiseerde maatschappij, die pas verstoord werd toen de oogst mislukte en de eilandbewoners in opstand kwamen.

 

De beelden, Moai, werden naast elkaar op een bepaalde, astrologisch belangrijke plek geplaatst met de rug naar de Stille Oceaan. 

Ze staan op enorme plateaus van basaltblokken, die doen denken aan dijken.

Ze kijken naar de bewoners op het eiland en beschermen het eiland tegen de krachten van de oceaan. Op de rug stond informatie betreffende astrologie en menskunde. Deze teksten werden door de koningen geschreven en moesten geheim blijven. Omdat alleen de koningen konden schrijven is de kennis van dit schrift verdwenen met het overlijden van de laatste koning, die als slaaf in een zilvermijn in Peru te werk was gesteld. 

De meesten teksten zijn door erosie verdwenen. Op een Moa zien we nog een schip, een driemaster. Waarschijnlijk een Europees schip.

 

De mensen geloofden dat de levensenergie van de vorst in de botten zat. Deze botten werden begraven in een enorm plateau, daarbovenop werd de Moa geplaatst. De energie kon dan in de Moa trekken. De andere lichaamsdelen werden verbrand. Zo kon de energie van de vorst zijn nakomelingen blijven beschermen. 

Van de andere bewoners werd alles verbrand, behalve de schedel.

 

In alle plateaus liggen de botten van de koningen begraven, behalve in twee plateaus. 

Deze hebben een andere functie. 

Een van deze Moai staat op de plek waar de winterzon opkomt en kijkt hier uit over de oceaan. Het plateau is erg groot en heeft een astronomische functie. Hier werden lessen over sterrenkunde gegeven. Zo is er een grote plas water, waarin de sterren werden weerspiegeld dit werd voor de lessen gebruikt. 

De gids vertelt dat de ogen van het beeld ook uitkijken naar de verre horizon waar de zeilers naar toe zijn gevaren.

 

Precies hiertegenover, waar de winterzon ondergaat, staat een gigantisch plateau met zeven Moai. Zij kijken ook uit over de oceaan in afwachting van de zeilers die terugkeren van hun reis om de wereld. 

Deze beelden vertegenwoordigen de zeven zeilers die op verkenning uitgingen nadat een priester gedroomd had over een beloofd eiland. Zij ontdekten Paaseiland, dat toen nog niet door mensen bewoond was, keerden terug en vertelden het hun koning. Daarop is de koning met zijn mensen naar Rapa Nui gevaren en hebben zij zich hier gevestigd. Voor die tijd hadden alleen de reuzen af en toe het eiland bezocht, aldus de oude verhalen.

Tegelijkertijd vertegenwoordigen de beelden de volkeren van de wereld. Ook op deze plaats werd astrologie beoefend.

 

Je ziet een enorm verschil tussen de plateaus gebouwd vanaf 800 en die vanaf 1000 zijn gemaakt. De naden zijn dan superstrak en zijn te vergelijken met bouwwerken bij de Machu Pichu.

In 1600 kwam er een burgeroorlog door gebrek aan voedsel. Pas dan ontstaat er verzet tegen dit systeem. De bewoners weigeren nog langer beelden te maken en van het ene moment op het andere stopt de bouw van de beelden. Het lijkt erop dat de beelden met zorg zijn neergelegd. Voor de toeristen heeft men nu weer verschillende beelden overeind gezet.

De enorme plateaus zijn grotendeels verborgen onder de aarde en begroeid met gras. Geleidelijk worden steeds meer Moai en plateaus in hun oude glorie hersteld.

Nog steeds is het indrukwekkend om de beelden te zien die daar tijdloos in de verte staren.

 

Er zijn uiteraard ook overblijfselen van bewoning, kookplekken, kippenhokken, grensafscheidingen. We zien een magnetische steen, tegenwoordig door een muurtje beschermd tegen toeristen. Vroeger werd deze steen gezien als de navel van de wereld,

Het eiland is bijzonder mooi, het weer is voor ons perfect, redelijk bewolkt waardoor we niet meteen genadeloos verbranden. Er is een prachtige baai om te zwemmen, compleet met kokospalmen en een rijtje Moai. Een paradijs vol historische verhalen.

[[{"type":"media","view_mode":"media_large","fid":"66","attributes":{"alt":"","class":"media-image","height":"359","typeof":"foaf:Image","width":"480"}}]]

Zo is er het verhaal van de troonopvolging “ De vogelman”:

Er waren achttien stammen en elke stam had zijn eigen leider, vaak koning genoemd.

Regelmatig was er strijd om de macht over het hele eiland. Op een gegeven moment stelde een van de stamleiders voor om elk jaar een nieuwe koning te benoemen en wel degene die een vrij zware wedstrijd won.

Aan de kop van het eiland bij de prachtige vulkaan Rabo Kau liggen drie kleine vogeleilanden, waar elk jaar bepaalde zeevogels broeden. Degene die het eerst met een heel vogelei terugkwam werd de koning. 

Daarvoor kwamen alle leiders bijeen, ook gasten uit Polynesië. Er werden huizen voor gebouwd waar de leiders konden slapen. Deze zijn er nog. Strijders moesten van de klif afklauteren, naar het eerste eiland zwemmen dat hoog en steil is, of naar een van de twee verderop gelegen vlakke eilanden. Daar moesten ze een ei weten te bemachtigen en ermee terug zwemmen, de kust op klauteren en het ei heel afgeven. Het ei werd vervoerd in een hoofdband. De winnaar werd het komende jaar koning van Para Nui. 

De oude vulkaankrater is gevuld met water en modder, er groeit gras, menshoog en aan de voet groeien fruitbomen. Een ondergrondse waterstroom komt verderop in zee uit. In de rotsen is de vogelman uitgehakt, deels verweerd, maar toch nog te onderscheiden. Het is een prachtige plek.

Om je heen, zoals overal op het eiland, zie je de ronde horizon van de eindeloze oceaan. De Para Nui hebben nooit getwijfeld aan de ronde aarde…

[[{"type":"media","view_mode":"media_large","fid":"67","attributes":{"alt":"","class":"media-image","height":"359","typeof":"foaf:Image","width":"480"}}]]

We troffen een uitstekende gids. 

Volgens hem was een van zijn voorvaderen koning geweest en had hij de oplossing voor de stammenstrijd gevonden in de jaarlijkse wedstrijd. Onze gids kende in ieder geval de verhalen van zijn volk.

Zo vertelde hij dat de oude bewoners van Rapa Nui om de wereld zeilden. Van huis wegvarend oriënteerden ze zich op de sterren, voor de terugreis namen ze een zeeschildpad mee. Als ze teruggingen bonden ze de schildpad aan een touw en volgden ze de schildpad. Het was al bekend dat schildpadden een soort ingebouwd navigatiesysteem hebben en altijd de plek van hun geboorteplaats terugvinden.

 

Het eiland is fantastisch. Er heerst een relaxte sfeer, er bloeien prachtige bloemen die stralen in de zon, zoals gele, rode en roze Chinese Rozen. Het weer is prima. De mensen leven grotendeels buiten. In de hoteltuin komt af en toe een jonge kip langs, tot mijn verbazing pakt hij met zijn poot een stukje brood op en brengt het zo naar zijn snavel.

 

Hoewel er vandaag verkiezingen worden gehouden, zijn de meeste souvenirkraampjes open. We slenteren door het gebouw met de kramen en kopen een tas en een grappige ketting.

Daarna zijn we een katholieke kerk binnen gelopen. We waren zo verbaasd dat we tijdens de dienst zijn gebleven. 

De priester is getooid met witte veren, bijna de hoofdtooi van Arendsoog. Regelmatig neemt hij plaats op een stoel onder het kruis. Hij draagt ook een rode krans van bloemen om zijn hals.

De drie muziekanten en de zanger dragen witte bloemenkransen in hun haar. De zanger beweegt en zingt fanatiek en zweept de kerkgangers op, begeleid door de gitaar, de harmonica en de trom. 

Er is veel samenzang, de tekst wordt dan op de muur geprojecteerd. Het is een andere taal, geen Spaans, geen Latijn. Para Nui! 

Tijdens een lied staan de kerkgangers hand in hand, wij natuurlijk ook. Aan het eind van de dienst geven alle kerkgangers de mensen in hun omgeving een hand. Het is een bijzondere gebeurtenis. Als je van het koor naar achteren loopt, kijk je uit over de wijdse oceaan. Na afloop van de dienst staat de priester buiten en geeft ieder persoonlijk een hand en heeft af en toe een kort gesprek. Hij lijkt erg betrokken bij de mensen.

 

We vervolgen onze wandeling richting oceaan. Je kunt duiken, snorkelen. Wij drinken heerlijk vers sap op een terrasje met prachtig uitzicht over de oceaan. Een paar palmen beschutten een kleine baai waar kinderen lekker in het water spelen. 

De oceaan is eindeloos, de horizon is gebogen, het blijft fascineren. Soms staat er een bord met een waarschuwing voor een tsunami.

 

Het is vandaag echt warm en we duiken toch even in het kleine zwembad van het hotel, het water is net geen 30 graden. Je voelt je hier alsof je in het paradijs bent. De vrij stevige wind zorgt voor voldoende verfrissing.

Tegen zessen, als de zon weer wat minder fel wordt, wandelen we weer rustig langs de Stille Oceaan en de Moai naar het eettentje waar we gaan eten. 

Ik kijk weer naar de enorme plateaus waarop de beelden staan, zichtbaar is echt wel 20 meter hoogte en de enorme oppervlakte van basaltblokken. Dan realiseer ik me pas echt dat het enorme waterwerken zijn met als doel de zee buiten te houden, zowel door een basaltbarricade, te vergelijken met onze dijken, als door de Moai, die de levensenergie van de overleden koningen zouden bezitten en hun kennis in de vorm van de inscripties.

 

‘s Avonds kijken we aan de kust naar de zonsondergang aan de horizon ver weg achter de Moai.

Ik realiseer me dat de zon steeds verder naar links gaat, zoals deze in Nederland steeds verder naar rechts gaat tijdens de zomertijd. 

 

We raken in gesprek met een jong stel dat nu in de US woont, maar elkaar in Peru, waar ze voor hun werk waren, had leren kennen. 

In ons hotel logeren gasten uit Chili, Punta Arena, met wie leuk contact hebben, maar ook uit gasten uit China. We ontmoeten Fransen uit Montpellier, een echtpaar uit Engeland, en een uit Australië. Er zijn uiteraard ook veel Chilenen. De bezoekers van Paaseiland komen echt uit alle delen van de wereld.

 

Wij gaan weer terug naar Santiago. 

 

 

Na een nacht in Santiago met een rondje om het Plaza del Armes, blijven we twee nachten in Casa Real in de Region Metropolitana de Santiago. 

Een superluxe hotel in een gigantisch landhuis van wijnboeren gebouwd in de negentiende eeuw. Er wordt nu nog steeds wijn geproduceerd, de “Santa Rita”, een lekkere wijn.

We worden ontvangen met een glas koele witte wijn en een fles rode wijn op de kamer. 

[[{"type":"media","view_mode":"media_large","fid":"68","attributes":{"alt":"","class":"media-image","height":"359","typeof":"foaf:Image","width":"480"}}]]

Het landgoed is omgeven door 40 hectare grond met een grote variatie aan prachtige oude bomen. Negen tuinlieden werken er dagelijks.

Ik kijk mijn ogen uit. Je vindt er walnoten, amandelen, sinaasappelbomen, appelbomen, pruimenbomen, avocado’s. De bloeiende mimosa torent meters boven ons uit. Er zijn  sequoia’s, palmen, olijfbomen en ook marmeren beelden, fonteinen, vijvers.

Het park is aangelegd rond 1860. Het is heerlijk koel onder de hoge oude bomen. Sommige zijn wel twintig meter hoog. Rustig wandelen we in de schaduw van de eeuwenoude bomen op zoek naar het zwembad dat we achterin het het park vinden. We zwemmen in het vrij grote bad en lezen, dromen en slapen uren in de schaduw.

Twee heerlijke relax-dagen. Het diner is echt bijzonder. Allemaal onbekende combinaties, wat denk je van een koude sinaasappelsoep? Vandaag zijn we de enige gasten, we voelen ons spelers in een film.

 

Jawel, de film gaat nog even door. We worden opgehaald met een taxi, een chauffeur en een gids.  Op naar Valpariso, een  havenstad aan de Stille Oceaan. We worden gedropt bij het huis dat Pablo Neruda liet bouwen tegen de helling, overal ramen die uitkijken op de oceaan.  Het is een huis waar ik blij van wordt. Overal licht, gezellig, veel ronde vormen in de zit/ eetkamer, een eivormige open haard, knusse zitplekken. Kortom verrassend en heel veel trappen! Vanaf de officiële entree vier, maar wij kwamen lager binnen vanaf de tuin wel zes en dan telt de tuin ook nog trappen. Kortom veel!

Valpariso is een oude havenstad. In de oorlog, waarbij Chili Peru steunde tegen Spanje is de haven flink plat gegooid door de Spanjaarden. Daarna kwam het Panama kanaal, waardoor hier veel minder schepen passeerden. Dit alles betekende een flinke terugval voor de stad.

Het is een stoffige stad. Het werkgedeelte: banken, kantoren, het parlementsgebouw, en de havens liggen laag bij de oceaan. De bevolking woont tegen de omringende berghellingen en kijkt uit over de oceaan. Zij moeten altijd van boven naar beneden lopen. Er zijn zelfs liften.

We lopen een stukje door de stad naar beneden. De gids wijst ons op twee huizen als kastelen, dit zijn woningen van Joegoslaven die geëmigreerd zijn toen Chili onafhankelijk werd. Zij hebben kapitalen verdiend aan kunstmeststoffen. 

Wij stappen ook in een lift naar beneden, deze lift bestaat al vanaf 1903. In de haven maken we een kleine boottocht. We zien oa de Esmeralda, de viermaster van de marine die jaarlijks om de wereld zeilt om de mariniers te trainen, enkele oude Nederlandse fregatten die door Chili zijn gekocht en een slapende zeerob die dobbert op een boei.

 

We volgen de kustlijn naar het noorden en komen aan in Vina de la Mar, een luxe badplaats.  

Een ellenlange boulevard loopt langs de kust. Hier zoeken veel mensen vertier, zeker naarmate de middag vordert. Er worden wat spulletjes verhandeld, vooral sieraden en stenen; er zijn fietskarren voor vier tot zes personen waar vooral de jeugd en gezinnen met jonge kinderen gebruik van maken, en er zijn talloze wandelaars.

In Vina del Mar blijven we overnachten. Hier is het best koel, je kunt echt een vest gebruiken.

‘s Avonds is het erg gezellig in de stad. Overal treden jonge en oude artiesten op. Sommige jongleurs staan op de zebra. Als het licht op rood is, treden ze op voor de wachtende automobilisten. Zo gauw  het groene licht overgaat op knipper-stand, ruimen ze razendsnel hun spullen op en gaan ze met de pet rond bij de wachtende auto’s. Meestal kunnen ze maar zes auto’s bereiken. En niet iedereen geeft iets. Geen vetpot!

 

In een gezellige winkelstraat hoor je veel musici. 

Peter maakt contact met een jongeman, hij deed ons denken aan de bewoners van Para Nui met zijn outfit en haarband met de tekst “Para Nui”. Peter wees hem erop dat op zijn pet dezelfde tekst staat en er is meteen contact. De jongeman voegt zich bij het wat saaie Spaanse zanggroepje en begeleidt het met een big smile, hij lijkt wat muzikaler. Grijnzend accepteert hij de munten en loopt met ons op, volop Spaans sprekend. Ik versta er amper iets van, maar ik begrijp wel dat hij tevreden is met zijn leven, geen problemen heeft en dat hij ons waardeert voor onze open mind, dat we niet bang voor hem zijn en rondreizen. Tevreden fluitend gaat hij zijn weg.

 

Van Vina del Mar terug naar Santiago.  De  tocht voert weer omhoog en dan over de bergen waar eucalyptussen en cipressen groeien. Verder gaan we weer door de twee dalen die met kilometers lange tunnels met elkaar verbonden zijn. De eerste vallei is de Casablanca vallei, waar vooral wijnbouw is. Hier bezoeken we een plaatselijke wijnboer, maar we zien af van de rondleiding en de proeverij. Ik voel me niet zo lekker door alle airco in de taxi. We drinken alleen een bakje koffie en gaan door. 

De volgende vallei heeft veel akkerbouw, voedsel voor de stad.

 

Het is pas half twee als we Santiago naderen, toch staat er al een stevige file waardoor de tocht veel langer duurt. De file bestrijkt vanaf dat punt heel Santiago richting centrum. Echt in de hele stad is het autoverkeer vastgelopen. Het is vrijdagmiddag voor kerst, overal is het superdruk.

Het verbaast ons dat Chili zo hoog scoorde met een nieuw energie-voorzienend project in de woestijn. Het dal waar Santiago in ligt, is vol smog, de omringende bergen zie je amper. 

Hier moet nog veel gebeuren. 

Bijna iedereen gaat met de bus of de auto, lopen gaat in Santiago echt veel sneller. Fietsen zijn er amper. In heel Chili is er nog maar een spoor richting  zuiden. De noordlijn is niet onderhouden en daarna afgeschaft. Overal is het ongelooflijk stoffig door de droogte. In één dag zitten de auto’s helemaal onder het stof, en ook je eigen kleren uiteraard. De parkeerwachten, aan wie de automobilisten hun parkeergeld moeten betalen, zijn vaak bezig met het wassen van de dik-bestofte ruiten.

 

Gelukkig zijn we ondanks de pittige file na tweeën in het hotel. 

Ik wil heel graag naar het Precolumbiaans museum, vlak bij Plaza des Armes, 10 minuten lopen van het hotel.

De weg ernaartoe is  een wandelpromenade tussen de winkels. Overigens is het niet de enige winkelpromenade. De voetgangers lopen vooral in het midden. Links en rechts zitten verkopers en musici, kortom allerlei mensen die geld willen verdienen. We zien een Chinese man met een apart strijkinstrument, maar ook een groep musici, waarschijnlijk in familieverband, met allemaal grote trommen en bekkens. Een gigantische herrie kan ik je vertellen. Het geluid verdwijnt gelukkig al snel in de totale kakofonie van geluiden.

Er wordt gedamd met vijftien stenen ipv twintig zoals in Nederland. De borden zijn gewoon met de hand geschilderd. Er zijn levende beelden, een prachtige elf maar ook een robot.

De verkopers bieden kerstspulletjes aan, inpakpapier, naam-etiketjes, tassen met oa Thaise afbeeldingen van mensen op een olifant, riemen van leer, portemonneetjes in allerlei kleuren en vormen, gehaakte kleden, poppen gemaakt van stof, jurken, onderbroeken, drankjes, ijs.  

Ik ga op een bank zitten naast twee jongemannen uit Bolivia, terwijl Peter zich met het dammen bezig houdt. 

 Op Plaza des Armes vertellen twee agenten te paard ons waar het museum precies is.

Het museum is vrij koel, heerlijk om een tijdje door te brengen. Het meest fascinerend zijn de zaal die diep beneden in het gebouw ligt, de zaal van Chile Precolombine, en de grote bovenzaal  Chile Antes de Chile.

De beelden zijn verrassend, leuk, levendig, elegant, er zijn talrijke mooie potten, drinkbekers vaak versierd met dieren. Er is mooie textiel, zelfs uit de tijd voor Christus is er stukje stof bewaard. Deze zaal is door een draaideur van de andere ruimtes gescheiden, waarschijnlijk ivm temperatuur en luchtvochtigheid. 

Er zijn mummies van baby’s en kinderen. Ze zijn rond 6000 voor Chr. gaan mummificeren, nog voor de Egyptenaren. Er zijn allerlei hoeden uit de woestijn ter bescherming tegen de extreme kou en hitte.

We brengen hier met plezier een paar uur door voor we weer de hitte en de drukte van de stad induiken.

[[{"type":"media","view_mode":"media_large","fid":"62","attributes":{"alt":"","class":"media-image","height":"359","typeof":"foaf:Image","width":"480"}}]]

De volgende dag vliegen we naar Calama. De tocht is geweldig! We vliegen over de Andes. Je ziet allerlei kleuren, oker, rood, zwart, zoutmeren, de sneeuw op de toppen. We vliegen er een beetje parallel aan, het uitzicht is bijzonder. Het is helder en het vliegtuig gaat niet zo hoog. Na ongeveer twee uur landen we.

Vervolgens is het nog een uur rijden door kaal, stoffig gebied waar werkelijk niets groeit. De weg, een asfaltweg van twee banen, gaat bijna rechttoe-rechtaan. Als je hier ‘s nachts rijdt moet je echt  uitkijken om niet in slaap te vallen.

Dan komen we in San Pedro. Zoals altijd moet je even thuis komen. We stappen uit en staan in de hitte op een stoffige weg. Het hotel, Hotel Altiplanico, ligt achter een lemen muur. Alles is gelijkvloers, gezellig en goed verzorgd. De kamers zijn kleine, in leem opgetrokken huisjes. Er is geen airco alleen een kachel voor de wintertijd. Er is zelfs een lemen trapje dat leidt naar het dak. We hebben  een mini tuintje met drie vetplanten. 

Als we bijgekomen zijn - vliegen en auto’s met airco hakken er bij mij steeds flinker in - wandelen we naar het stadje. De straten zijn stoffig, de lucht is vol stof. 

Tot onze verrassing is het echt toeristisch. Overal souvenir-winkeltjes, eetgelegenheden. Je kunt zelfs fietsen huren.De mensen zijn vriendelijk. We zien een leuk dorpsplein met een wit overdekt terras. Hier eten we een hapje. De portie is veel te groot, de volgende keer gaan we delen. We drinken weer een flink glas heerlijke verse vruchtensap.

‘s Nachts word ik wakker en ga naar buiten. De sterrenhemel is onvoorstelbaar mooi. Zo helder, zo ongelooflijk veel sterren. Ook Peter wordt gelukkig wakker en komt naar buiten. Dit wil je niet missen. We kunnen er geen foto’s van maken, daarvoor is alles te ver weg.

 

De eerste excursie brengt ons met de bus en ongeveer 17 medereizigers naar archeologische plekken. Van de inwoners hier mag maar 7 % van een gebied geëxploreerd worden, de rest moet ongestoord blijven, voor Pacha Mama,  moeder aarde. Hier hebben tot 1600 mensen gewoond, met lama’s. Er groeiden struikachtige planten en bomen waar ze medicijnen, voedsel (vruchten), bouwmateriaal en brandhout van maakten. Cachilluyo en de Algarrobo groeien er nog steeds. 

In 1600 hebben de Spanjaarden aan deze nederzetting een einde gemaakt. 

Ze versloegen hen in één uur en tien minuten. Het was een ongelijke strijd. De Indianen waren vreedzaam en hadden alleen speren, de Spanjaarden hadden paarden en geweren. Er zijn enkele oude mensen vermoord en hun hoofden werden op de helling gezet als waarschuwing voor hen die zich wilden verzetten.

 

De volgende archeologische site, waarvan ook alleen maar 7 % mag worden geëxploreerd ivm met het geloof in Pacha Mama, heeft restanten van een dorp met Indianen die er 500 jaar voor Christus woonden. De huizen zijn redelijk bewaard omdat ze onder een dikke laag stof bedekt waren. Er zijn sporen gevonden van een bedwelmend middel dat gebuikt zou zijn door de heilige mannen die de sterren lazen en aangaven wanneer er gezaaid en geoogst  moest worden.

Het was er vruchtbaar, de vallei oogde groen, er waren lama’s. Geleidelijk veranderde het weer en de westelijke wind bracht enorme stofwolken die alles bedekten. Ze konden niet meer bij het water komen en de mensen trokken weg. De rivieren verdwenen onder de grond. Je ziet nog talrijke groene boomkruinen, hun wortels vinden water op drie meter onder de grond.

Het gebied krijgt niet veel water, het meeste water komt op de berghellingen die deze hele vallei rondom omgeven. Een heel klein beetje valt er nog in de wintermaanden en dat zorgt voor de kleine streepjes wit ( = zout) in het landschap.

Er wordt nog even gestopt bij een gewoon woonhuis. We mogen er rondlopen. Je ziet het lemen huis, een groot overdekt terras en wat authentieke nijverheid, dromenvangers bijv. Het terras gaat over in de moestuin. Hier groeien stokrozen en mais, er zijn vruchtbomen, achteraan staan de dieren, lama’s, maar ook geiten en schapen. We worden getrakteerd op lokale producten zoals heerlijke perziksap (perziken en water, twee uur laten inkoken) en twee erg zoete soorten stroop, die moeten wel 72 uur inkoken. Verder geroosterde mais (nog niet eerder zo’n lekkere mais gegeten, heerlijk knapperig), en gepofte quinoia.

 

Nu liggen we gevloerd op bed, siësta tijd. Bovendien hebben we geen wifi. Straks maar even naar  het hotel.

 

Je kleden in de woestijn betekent eigenlijk warme kleding aandoen. 

‘s Morgens is het fris vanaf 14 graden, dan loopt de temperatuur na twaalven snel op, om rond drieën  tot boven de 32 graden in de schaduw te komen. Dan ben je het beste af in de schaduw. Na zessen begint  het al echt af te koelen. We wandelden een keer naar het centrum en bleven daar een hapje eten. Tegen half acht liepen we terug, de wind haalde aan en het was echt koud. Natuurlijk hadden we geen jas mee, dat leek zo overdreven toen we om half vijf aanliepen. 

Zo leer je snel.

 

We maken een paar interessante excursies

Eén gaat naar de Moonvalley. Een droog, stoffig, interessant gevormd gebied met kloven en grotten en veel grillige steenvormen. We blijven daar tot de zon ondergaat en de bergen er tegenover het rode zonlicht weerkaatsen.

[[{"type":"media","view_mode":"media_large","fid":"69","attributes":{"alt":"","class":"media-image","height":"319","typeof":"foaf:Image","width":"480"}}]]

Een fantastische tocht leidde naar de zoutvlakten. Imposante bergen met prachtige kleurschakeringen, blauwe plassen met witte zoutranden waar de flamingo’s zich thuis voelen.

Arme flamingo’s, de hele dag met je kop in het water lopen om je voedsel te verzamelen.

Er heerst een serene stilte. In deze wijdse zoutvlakten zie je alleen de talrijke, vissende flamingo’s heen en weer bewegen. Af en toe vliegt er een groepje op, prachtig! In de verte is een grote groep verzameld, daar zijn de broedplaatsen.

Het lijkt idyllisch, maar ook hier heerst de strijd om te overleven. Als je beter kijkt zie je de meeuwen die azen op de jongen die weldra uit hun ei komen.

 

We zien verschillende keren groepjes pecunia’s in de grote vlaktes grazen, flamingo’ s komen we op verschillende plekken tegen. In deze grote droge steenwoestijn zijn ook groene plekken waar veel flamingo’s en pecunia’s foerageren.

 

De laatste excursie brengt ons bij de geisers.

‘s Ochtends heel vroeg, tegen dat de zon opkomt, arriveert de bus . Het is er hoog, 4300 meter, en ijskoud. We lopen er met thermokleding onder onze kleding en dan nog is het erg koud. De geisers bevinden zich op een vlakte tussen de bergen. De laatste uitbarsting vond hier  duizenden jaren voor Christus plaats. Het zijn imposante bergen. 

In de vlakte zie je allemaal rookpluimen opstijgen, als je dichterbij komt, zie je pruttelende waterpoeltjes en allerlei verrassende vormen en kleuren. 

Dan komt de zon over de bergen en alles wordt in het licht gezet. Onze lichamen vormen lange schaduwen op deze oude, koude vlakte.

Bij de bus wacht warme koffie.

[[{"type":"media","view_mode":"media_large","fid":"70","attributes":{"alt":"","class":"media-image","height":"360","typeof":"foaf:Image","width":"480"}}]]

 

Grote stofwolken verkleuren soms de lucht, de bergen verdwijnen erachter, hier is altijd stof…….

 

 

Ik schrijf nu in een schaduwhoek van de hoteltuin. We hebben alle foto’s bekeken, het is echt een bijzondere reis 

Op 28 december 2017 vliegen we weer terug naar Nederland,

 

Christine An

Reis: 
Kaapverdië
Afbeelding: